Betekenis van:
vochten

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze vochten voor godsdienstvrijheid.
  2. Jonge mannen en vrouwen vochten om hun land te verdedigen.
  3. Verscheidene belanghebbende partijen vochten de voorlopig gebruikte winstmarge aan.
  4. Nadat deze bevindingen aan de ondernemingen waren bekendgemaakt, vochten zij deze aan, maar de nieuwe informatie die zij ter onderbouwing van hun beweringen aandroegen, kon niet worden gecontroleerd en was derhalve niet aanvaardbaar.
  5. Na de mededeling van de definitieve bevindingen vochten diverse belanghebbenden deze bevindingen aan; zij wezen erop dat al in het oorspronkelijke onderzoek ten onrechte was geconcludeerd dat gietstukken van grijs en die van nodulair gietijzer dezelfde kenmerken en eigenschappen hebben en voor het onderzoek als een enkel product moeten worden beschouwd.