Betekenis van:
vroeger

vroeger
Bijvoeglijk naamwoord
  • vorig; voormalig, van vroeger
"in vroeger jaren"
"een vroegere baas/verloofde"

Synoniemen

vroeger
Bijvoeglijk naamwoord
  • uit een vorig tijdperk
"in vroeger jaren"
"een vroegere baas/verloofde"

Synoniemen

vroeger
Bijwoord
  • (zoals) in het verleden.
"Vroeger was er nog geen woordenboek."

Voorbeeldzinnen

  1. Vroeger was alles beter.
  2. Vroeger waren we dikke vrienden.
  3. Vroeger was ze een schoonheid.
  4. Waarom kwam je niet vroeger?
  5. Ik ben niet zo jong als vroeger.
  6. Vroeger reed mijn vader een Kever.
  7. Vroeger was hier ergens een hotel.
  8. Ze is niet zo verlegen als vroeger.
  9. Het is hier nog net als vroeger.
  10. Bell woonde vroeger in Londen, of niet?
  11. Hij is niet meer dezelfde man als vroeger.
  12. Londen, waar ik woon, was vroeger beroemd om zijn mist.
  13. Tv is ook niet meer wat het vroeger was.
  14. Vroeger dachten mensen dat de aarde plat was.
  15. Het huis waar we vroeger in woonden werd afgebroken.