Betekenis van:
vuist

vuist (de ~ | meervoud vuisten)
Zelfstandig naamwoord
  • dichtgeknepen hand
"de vuisten ballen"
"op de vuist gaan"

Hyperoniemen

Hyponiemen

vuist
Zelfstandig naamwoord
  • gebalde hand
"Hij gaf hem een klap met zijn vuist."
vuist
Zelfstandig naamwoord
  • en zware hamer met een korte steel
"Met een koudbeitel en vuist werd de vastgeroeste moer er grofweg afgeslagen."

Voorbeeldzinnen

  1. Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.