Betekenis van:
waar

waar
Bijwoord
  • ''Betrekkelijk'' op welke plaats
"Dit is het huis waar hij tien jaar gewoond heeft."
waar
Bijwoord
  • ''Vragend'': op welke plaats?
"Waar woont hij?"
waar
Bijwoord
  • waarvoor => '''''waar''' doet zij het '''voor'''''?
waar
Bijwoord
  • bijv. waarachter => Ik opende de deur '''waar''' hij '''achter''' verborgen zat.
waar
Bijwoord
  • waarmaken: ''Hij was niet in staat dat '''''' te maken.''
waar
Voegwoord
  • geeft een gelijktijdigheid en gedeeltelijke tegenspraak aan
"Waar Nederland zich zorgen maakt over Sint-Maarten, rekent het eiland op zijn nieuwe status."
waar
Bijvoeglijk naamwoord
  • echt; bij uitnemendheid; authentiek
"de ware reden/oorzaak/toedracht"
"zijn ware aard/gelaat/gezicht tonen/'laten zien'"

Synoniemen

waar
Bijvoeglijk naamwoord
  • werkelijkheidsgetrouw; met een hoog waarheidsgehalte; naar waarheid
"een waar verhaal"
"toen kwam zijn ware aard (naar) boven"

Synoniemen

waar
Bijvoeglijk naamwoord
  • correct, niet onwaar, overeenkomend met de werkelijkheid
waar
waar
Zelfstandig naamwoord
  • koopwaar, te verhandelen goederen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Waar of niet waar?
  2. Waar kan ik bellen?
  3. Waar is hij?
  4. Waar zijn je kleinkinderen?
  5. Waar is Tom geboren?
  6. Waar koopt u groenten?
  7. Waar is het busstation?
  8. Waar gaat ge naartoe?
  9. Waar is het treinstation?
  10. Waar was de politie?
  11. Waar woont je opa?
  12. Helaas is het waar.
  13. Waar kom je vandaan?
  14. Naar waar gaan we?
  15. Waar zijn je autosleutels?