Betekenis van:
waard

waard
Bijvoeglijk naamwoord
  • als waarde hebbend
"de eerste klap is een daalder waard"
"het sop is de kool niet waard"
waard
Bijvoeglijk naamwoord
  • ''predicatief'': ''~ zijn'' in geld uitdrukbaar zijn
"Dat huis is veel minder waard geworden."
waard
Bijvoeglijk naamwoord
  • ''predicatief'': ''~ zijn'' anders dan financieel zijn belang hebben
"Hij is wel wat beter maar nog steeds niet veel waard."
waard
Bijvoeglijk naamwoord
  • geacht, beste
"Waarde landgenoten!"
waard (de ~ | meervoud waarden)
Zelfstandig naamwoord
  • eigenaar v.e. restaurant; eigenaar v.e. herberg; eigenaar v.e. restaurant; eigenaresse v.d. herberg; eigenaar/uitbater v.e. café
"zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten"
"buiten de waard rekenen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

waard (de ~ | meervoud waarden)
Zelfstandig naamwoord
  • gebied tussen rivieren

Hyperoniemen

waard
Zelfstandig naamwoord
  • de baas van een herberg of van een taveerne
waard
Zelfstandig naamwoord
  • / vlak land in een rivierengebied
waard (de ~ | meervoud waarden)
Zelfstandig naamwoord
  • mannetjeseend; mannetjeseend

Synoniemen

Hyperoniemen

waard (de ~ | meervoud waarden)
Zelfstandig naamwoord
  • tussen dijk en zomerkade van een rivier gelegen grond

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het is een poging waard.
  2. Die film is de moeite waard.
  3. Dit is een miljoen yen waard.
  4. Ware vriendschap is meer waard dan geld.
  5. Eén heldere gedachte is twee neologismen waard.
  6. Geen enkel boek is het lezen waard.
  7. De tentoonstelling is het bezoeken meer dan waard.
  8. Niet alle boeken zijn het waard om te lezen.
  9. Deze auto is het niet waard gerepareerd te worden.
  10. Weinig schatten zijn zoveel waard als een vriend.
  11. Onderzoek vergt veel energie, maar het is de moeite waard.
  12. Het is het niet waard om deze auto te repareren.
  13. Een goede gezondheid is meer waard dan al de rest.
  14. Ik denk dat het het proberen waard is.
  15. Als het de moeite waard is om te doen, doe het dan goed.