Betekenis van:
zuurkool

zuurkool (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • ingelegde witte kool
"zuurkool met worst"

Hyperoniemen

zuurkool
Zelfstandig naamwoord
  • fijngesneden en licht gezouten kool die enige tijd gefermenteerd is
"De fazant wordt opgediend met zuurkool, spek en rookworst."

Voorbeeldzinnen

  1. zuurkool
  2. Ingeblikte zuurkool
  3. Zuurkool, niet bevroren
  4. zuurkool, kappers en olijven
  5. Zuurkool (excl. bereide schotels op basis van groenten; zuurkool, gedroogd, bevroren of verduurzaamd in azijn of azijnzuur)
  6. Op grond van deze elementen kunnen aan de zuurkool derhalve geen bepaalde kwaliteit noch specifieke kenmerken worden toegeschreven.
  7. Met betrekking tot de faam van de rauwe zuurkool kan op basis van het productdossier en de aangevoerde bewijsstukken niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een specifieke faam van de zuurkool die losstaat van de faam van zuurkool als bereid gerecht.
  8. Wat de faam van de benaming „Choucroute d’Alsace” betreft, hebben de in de registratieaanvraag vermelde bewijzen in hoofdzaak betrekking op bereide zuurkool.
  9. Met betrekking tot de niet-naleving van de in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 bedoelde voorwaarden, wordt in het bezwaarschrift betwist dat een bepaalde kwaliteit van zuurkool te danken zou zijn aan zogenaamd voor de Elzas specifieke elementen, namelijk een goede rijpheid van de kool die wordt toegeschreven aan het klimaat en de bodemkenmerken in de Elzas, de natuurlijke fermentatiemethode en de knowhow van de ambachtelijke familiebedrijven.