Betekenis van:
zwaard

zwaard (het ~ | meervoud zwaarden)
Zelfstandig naamwoord
  • ovaal schild v.e. schip
"de zwaarden ophalen/'laten zakken'"

Synoniemen

Hyperoniemen

zwaard (het ~ | meervoud zwaarden)
Zelfstandig naamwoord
  • slag- of steekwapen met lange kling
"zijn zwaard trekken"
"het zwaard aangorden"

Hyperoniemen

Hyponiemen

zwaard (het ~ | meervoud zwaarden)
Zelfstandig naamwoord
  • afbeelding op een blazoen

Hyperoniemen

zwaard
Zelfstandig naamwoord
  • een lang, scherp voorwerp, vaak van ijzer gemaakt, dat werd gebruikt als wapen; tegenwoordig heeft het eerder een symbolische waarde
zwaard
Zelfstandig naamwoord
  • afbeelding van een zwaard op een blazoen
zwaard
Zelfstandig naamwoord
  • plaat midden in een schip (midzwaard) of aan weerszijden van een schip (zijzwaard) met als doel het verlijeren tegen te gaan

Voorbeeldzinnen

  1. Ik heb geen zwaard.
  2. De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".
  3. Bonen (Tuinboon, witte boon, flageolet, zwaard-boon, limaboon, veldboon, zwartogen-boon)