Vertaling van Freude

Inhoud:

Duits

Nederlands

Freude [v] (die ~), Genuß [m] (der ~), Vergnügen [o] (das ~), Wohlgefallen [o] (das ~) {zn.}

plezier
genoegen
vermaak
pret

Es ist uns ein Vergnügen.

Het is ons een genoegen.

Ich mag es nicht, Geschäft und Vergnügen zu vermischen.

Ik meng niet graag zaken met plezier.

Freude [v] (die ~), Lust [v] (die ~) {zn.}

blijdschap [v]
vreugde
verheuging [v]
verheugenis [v]
blijheid [v]

Sie weinte vor Freude, als sie erfuhr, dass ihr Sohn den Flugzeugabsturz überlebt hatte.

Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.

Vergnügen [o] (das ~), Lust [v] (die ~), Wonne [v] (die ~), Genuß [m] (der ~), Freude [v] (die ~) {zn.}

genot

Duits

Nederlands

Es ist immer eine Freude, dich zu sehen.

Het is altijd een genoegen om je te zien.

Groß war ihre Freude, als ihr Sohn sicher zurückkehrte.

Ze was heel blij dat haar zoon veilig terug was gekomen.

Mit großer Freude heißen wir dich hier willkommen.

Het is met veel plezier dat we u hier verwelkomen.

Sie weinte vor Freude, als sie erfuhr, dass ihr Sohn den Flugzeugabsturz überlebt hatte.

Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.