Vertaling van Griff

Inhoud:

Duits
Nederlands
Griff [m] (der ~), Türgriff [m] (der ~), Türklinke [v] (die ~) {zn.}
deurkruk
kruk
Griff [m] (der ~), Nehmen, Stich [m] (der ~) {zn.}
vat  [o]
inname
slag  [m]
greep
Griff [m] (der ~), Henkel [m] (der ~), Zange [v] (die ~) {zn.}
oor 
grijper
handvat
greep
Gefäß [o] (das ~), Griff [m] (der ~), Handhabe, Heft [o] (das ~), Knauf [m] (der ~), Stiel [m] (der ~) {zn.}
steel [m]
knop [m]
heft 
hals  [m]
handvat
gevest
Handgriff [m] (der ~), Henkel [m] (der ~), Griff [m] (der ~), Klinke [v] (die ~) {zn.}
oor 
kruk 
hengsel
klink
handvat
greifen, ergreifen {ww.}
grijpen
vatten 
beetpakken 

ich griff
er/sie/es griff

ik greep
hij/zij/het greep
» meer vervoegingen van grijpen

greifen, angreifen, ergreifen {ww.}
vastgrijpen
grijpen
aangrijpen 
bemachtigen 

ich griff
er/sie/es griff

ik greep vast
hij/zij/het greep vast
» meer vervoegingen van vastgrijpen



Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Das kalte Klima griff seine Gesundheit an.

Het koude klimaat had zijn weerslag op zijn gezondheid.

Ich nutzte die Verwirrung aus und griff den Feind an.

Ik maakte gebruik van de verwarring en viel de vijand aan.

„Ich blick's jetzt!“, sagte der blinde Mann, als er sich seinen Hammer und die Bauanleitung griff.

"Ik zie", zei de blinde man, toen hij zijn hamer en zaag opraapte.

Dima griff in seine Tasche und zog eine riesige Aktenmappe heraus.

Dima stak zijn hand in zijn zak en haalde er een gigantische aktetas uit.

Der Mann griff sie an mit der Absicht, sie zu töten.

De man viel haar aan met de bedoeling haar te doden.


Gerelateerd aan Griff

Türgriff - Türklinke - Nehmen - Stich - Henkel - Zange - Gefäß - Handhabe - Heft - Knauf - Stiel - Handgriff - Klinke - greifen - ergreifen