Vertaling van angebracht

Inhoud:

Duits
Nederlands
gehörig, gebührend, geziemend, anständig, schicklich, dezent, tüchtig, ordentlich, angebracht, passend, angemessen, zusagend {bn.}
behoorlijk 
betamelijk 
fatsoenlijk
keurig
voegzaam
welvoeglijk
befestigen, festmachen, anbringen, fixieren, festbinden, anstecken, aufstecken, aufspannen, einspannen, festspannen, verankern {ww.}
aanhechten 

ich habe angebracht
du hast angebracht
er/sie/es hat angebracht

ik heb aangehecht
jij hebt aangehecht
hij/zij/het heeft aangehecht
» meer vervoegingen van aanhechten

bringen, anbringen, eintragen, heranbringen, überbringen {ww.}
brengen 
aanbrengen 
bezorgen 
aandragen 

ich habe angebracht
du hast angebracht
er/sie/es hat angebracht

ik heb gebracht
jij hebt gebracht
hij/zij/het heeft gebracht
» meer vervoegingen van brengen

Das wird Sie in Gefahr bringen.
Dat zal je in gevaar brengen.
Ich werde noch ein Handtuch bringen.
Ik zal nog een handdoek brengen.
befestigen, festsetzen, fixieren, festmachen, anbringen, festbinden, anstecken, aufstecken, aufspannen, einspannen, festspannen, verankern, bestimmen, regeln, formulieren, aufstellen, abstecken {ww.}
vaststellen 
vastmaken 
tuigeren
fixeren
bevestigen 
bepalen 

ich habe angebracht
du hast angebracht
er/sie/es hat angebracht

ik heb vastgesteld
jij hebt vastgesteld
hij/zij/het heeft vastgesteld
» meer vervoegingen van vaststellen

anwenden, verwenden, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, auflegen {ww.}
toepassen
doorvoeren
in toepassing brengen
aanwenden 

ich habe angebracht
du hast angebracht
er/sie/es hat angebracht

ik heb toegepast
jij hebt toegepast
hij/zij/het heeft toegepast
» meer vervoegingen van toepassen