Vertaling van auf ... zu

Inhoud:

Duits

Nederlands

an, in, nach, zu, auf ... zu, nach ... hin, gegen, bei, auf, von, vor {vz.}

aan
bij
naar
tegen
tot
voor
op

Duits

Nederlands

Plötzlich hörte er auf zu reden.

Hij stopte plotseling met praten.

Es hört bald auf zu regnen.

Het zal gauw stoppen te regenen.

Tatsachen hören nicht auf zu existieren, wenn man sie ignoriert.

Feiten houden niet op te bestaan omdat ze genegeerd zijn.

Hör auf zu reden und hör mir zu.

Stop met spreken en luister naar mij.