Vertaling van vor

Inhoud:

Duits
Nederlands
vor {vz.}
voor 
betreffend, über, von, wegen, vor, an {vz.}
aan 
aangaande
betreffende 
met 
over 
van 
in 
an, in, nach, zu, auf ... zu, nach ... hin, gegen, bei, auf, von, vor {vz.}
aan 
bij 
naar 
tegen 
tot 
voor 
op 


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Mache dir nichts vor!

Hou jezelf niet voor de gek.

Er zittert vor Kälte.

Hij rilt door de kou.

Die Uhr geht vor.

De klok loopt voor.

Was hatte er vor?

Wat was hij van plan?

Lies das Buch vor.

Lees het boek hardop.

Vorsicht vor dem Hund!

Opgepast voor de hond!

Ich fürchte mich vor Erdbeben.

Ik ben bang voor aardbevingen.

Kinder brauchen vor allem Liebe.

Boven alles hebben kinderen liefde nodig.

Mir kommt das spanisch vor.

Er is hier iets aan de hand.

Ich fürchte mich vor nichts.

Ik ben van niets bang.

Frösche haben Angst vor Schlangen.

Kikkers zijn bang van slangen.

Sie haben Angst vor ihm.

Ze zijn bang voor hem.

Ich fürchte mich vor nichts.

Ik ben van niets bang.

Sie fürchtet sich vor Donner.

Ze is bang voor onweer.

Ich habe Angst vor Spinnen.

Ik ben bang voor spinnen.


Gerelateerd aan vor

betreffend - über - von - wegen - an - in - nach - zu - auf ... zu - nach ... hin - gegen - bei - auf