Vertaling van auseinandermachen

Inhoud:

Duits
Nederlands
trennen, abtrennen, auseinandermachen, scheiden, abscheiden, zerstreuen {ww.}
scheiden 

ich werde auseinandermachen
du wirst auseinandermachen
er/sie/es wird auseinandermachen

ik zal scheiden
jij zult scheiden
hij/zij/het zal scheiden
» meer vervoegingen van scheiden

ablösen, loslösen, auseinandermachen {ww.}
losweken

ich werde auseinandermachen
du wirst auseinandermachen
er/sie/es wird auseinandermachen

ik zal losweken
jij zult losweken
hij/zij/het zal losweken
» meer vervoegingen van losweken



Gerelateerd aan auseinandermachen

trennen - abtrennen - scheiden - abscheiden - zerstreuen - ablösen - loslösen