Vertaling van schicken

Inhoud:

Duits
Nederlands
schicken, senden, einsenden {ww.}
sturen
opsturen
verzenden
opzenden
zenden
doen toekomen

wir schicken
sie schicken

wij sturen
zij sturen
» meer vervoegingen van sturen

Kannst du das per E-Mail schicken?
Kun je dat per e-mail sturen?
Ich sagte ihnen, sie sollen mir ein neues Ticket schicken.
Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.
abordnen, delegieren, entsenden, schicken {ww.}
delegeren
afvaardigen 

wir schicken
sie schicken

wij delegeren
zij delegeren
» meer vervoegingen van delegeren

abschicken, entsenden, fortschicken, wegschicken, verschicken, schicken {ww.}
versturen
wegzenden
wegsturen 
verzenden
uitsturen
afzenden 

wir schicken
sie schicken

wij versturen
zij versturen
» meer vervoegingen van versturen

Können Sie es nach New York schicken?
Kan je het naar New York versturen?


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Können Sie es nach New York schicken?

Kan je het naar New York versturen?

Kannst du das per E-Mail schicken?

Kun je dat per e-mail sturen?

Ich möchte dieses Päckchen gern nach Kanada schicken.

Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.

Ich sagte ihnen, sie sollen mir ein neues Ticket schicken.

Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.

Wenn ich dir ein Stück Mäusespeck schicken könnte, Trang, so würde ich es tun!

Als ik je een spekje kon sturen, Trang, zou ik het doen.


Gerelateerd aan schicken

senden - einsenden - abordnen - delegieren - entsenden - abschicken - fortschicken - wegschicken - verschicken