Vertaling van zu kaufen
Inhoud:
Duits
Nederlands
kaufen, sich kaufen, einkaufen, abkaufen, erstehen {ww.}
wir kaufen ein
sie kaufen ein
wij kopen
zij kopen
» meer vervoegingen van kopen
Er will sich ein neues Wörterbuch kaufen.
Hij wil zich een nieuw woordenboek aanschaffen.
Ich möchte Skistiefel kaufen.
Ik wil skischoenen kopen.
käuflich, zu kaufen {bn.}
te koop
veil
veil
loskaufen, freikaufen, erlösen {ww.}
loskopen
vrijkopen
afkopen
vrijkopen
afkopen
wir kaufen frei
sie kaufen frei
wij kopen los
zij kopen los
» meer vervoegingen van loskopen
Voorbeelden in zinsverband
Duits
Nederlands
Hast du vor, dieses Auto zu kaufen?
Ben je van plan die auto te kopen?
Er ist reich genug, zwei Autos zu kaufen.
Hij is rijk genoeg om twee auto's te kopen.
Ich habe vor, mir ein neues Auto zu kaufen.
Ik ga een nieuwe auto kopen.
Sie konnte ihn nicht überzeugen, ihr ein neues Auto zu kaufen.
Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.