Vertaling van zählen

Inhoud:

Duits
Nederlands
zählen, vorzählen {ww.}
opsommen
zählen, aufzählen {ww.}
tellen 
neertellen
aftellen
Er kann nicht zählen.
Hij kan niet tellen.
Mein Sohn kann schon bis hundert zählen.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
zahlen, abzahlen, auszahlen, bezahlen, einzahlen, entrichten {ww.}
betalen 
voldoen
uitkeren
uitbetalen
storten
dokken

wir zahlen
sie zahlen

wij betalen
zij betalen
» meer vervoegingen van betalen

Wir müssen immer mehr bezahlen.
We moeten altijd meer betalen.
Wer wird das Essen bezahlen?
Wie gaat het eten betalen?


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Er kann nicht zählen.

Hij kan niet tellen.

Auf ihn kann man zählen.

Op hem kan gerekend worden.

Man kann auf ihn zählen.

Op hem kan je rekenen.

Mein Sohn kann schon bis hundert zählen.

Mijn zoon kan al tot honderd tellen.

Sie ist erst zwei Jahre alt, aber schon in der Lage, bis hundert zu zählen.

Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.

Sie ist erst zwei Jahre alt, aber schon in der Lage, bis hundert zu zählen.

Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.

Es sind so viele Sterne am Himmel, ich kann sie nicht alle zählen.

Er staan zoveel sterren aan de hemel, ik kan ze niet allemaal tellen.


Gerelateerd aan zählen

vorzählen - aufzählen - zahlen - abzahlen - auszahlen - bezahlen - einzahlen - entrichten