Vertaling van banking

Inhoud:

Engels
Nederlands
banking {zn.}
bankwezen [o]
banking {zn.}
bankwezen [o] (het ~)
banking {zn.}
geldhandel
to bank {ww.}
bankieren
to bank, to deposit {ww.}
deponeren
to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
vertrouwen
rekenen
geloven
steunen
leunen
bouwen
verlaten
betrouwen
He abused my trust.
Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
Honestly, I can't trust him.
Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.
to bank {ww.}
bandstoten
to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
zweren
to bank, to rely, to swear, to trust {ww.}
vertrouwen

I am banking



Gerelateerd aan banking

bank - deposit - rely - swear - trustsector - trade - give - believe - bank - consider