Vertaling van snack

Inhoud:

Engels
Nederlands
to snack {ww.}
oppeuzelen
een hapje eten
snack {zn.}
snack
lunch, snack, dinner {zn.}
lunch
middageten  [o]
middagmaal [o]
noenmaal [o]
Mother prepared us lunch.
Moeder maakte ons middageten klaar.
Have you eaten lunch?
Heb je lunch gehad?
bite, collation, snack {zn.}
snack [m] (de ~)
bite, collation, snack {zn.}
hapje [o] (het ~)
hap [m] (de ~)
knabbeltje [o] (het ~)
Can I have a bite?
Kan ik een hapje?
She took a bite of the apple.
Ze nam een hap uit de appel.
bite, collation, snack {zn.}
collation


Gerelateerd aan snack

lunch - dinner - bite - collationbite - dish - meal