Vertaling van tether
Inhoud:
Engels
Nederlands
to moor, to fasten, to tie, to tie on, to attach, to tether {ww.}
vastleggen
vastbinden
tuigeren
onderbinden
meren
aanbinden
vastbinden
tuigeren
onderbinden
meren
aanbinden
I tether
you tether
we tether
ik leg vast
jij legt vast
wij leggen vast
» meer vervoegingen van vastleggen