Vertaling van toy

Inhoud:

Engels
Nederlands
toy {zn.}
stuk speelgoed
speeltuig
speelbal [m]
She is buying a toy for her child.
Ze koopt een stuk speelgoed voor haar kind.
toy, toy dog {zn.}
schoothondje [o] (het ~)
juffershondje [o] (het ~)
to dally, to flirt, to play, to toy {ww.}
spelen

I toy
you toy
we toy

ik speel
jij speelt
wij spelen
» meer vervoegingen van spelen

Children need to play.
Kinderen moeten spelen.
We often play chess.
Wij spelen dikwijls schaak.
to diddle, to fiddle, to play, to toy {ww.}
spelen
stoeien

I toy
you toy
we toy

ik speel
jij speelt
wij spelen
» meer vervoegingen van spelen

Children play with blocks.
Kinderen spelen met blokken.
Let's play dodge ball.
Laten we trefbal spelen.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He was pleased with the toy.

Hij was tevreden met het speeltje.

She is buying a toy for her child.

Ze koopt een stuk speelgoed voor haar kind.


Gerelateerd aan toy

toy dog - dally - flirt - play - diddle - fiddlecanis familiaris - do by - work