Vertaling van wax

Inhoud:

Engels
Nederlands
to wax {ww.}
met was inwrijven
in de was zetten
wax {bn.}
was-
wassen 
wax {zn.}
was 
to polish, to wax {ww.}
schoenen poetsen
poetsen

I wax
you wax
we wax

ik poets
jij poetst
wij poetsen
» meer vervoegingen van poetsen

to grow, to accrue, to wax {ww.}
groeien 
aanwassen
wassen 
toenemen
gedijen

I wax
you wax
we wax

ik groei
jij groeit
wij groeien
» meer vervoegingen van groeien

Oranges grow in warm countries.
Sinaasappels groeien in warme landen.
Plants grow quickly after rain.
Planten groeien snel na regen.
to wax {ww.}
boenen

I wax
you wax
we wax

ik boen
jij boent
wij boenen
» meer vervoegingen van boenen

polish, wax, blacking, nugget {zn.}
schoensmeer
schoencrème
beeswax, wax {zn.}
bijenwas [o]
meubelwas
wrijfwas
boenwas [m] (de/het ~)
to climb, to mount, to rise, to wax {ww.}
opstijgen

I wax
you wax
we wax

ik stijg op
jij stijgt op
wij stijgen op
» meer vervoegingen van opstijgen



Gerelateerd aan wax

polish - grow - accrue - blacking - nugget - beeswax - climb - mount - riserub - wax - arise