Vertaling van auto

Inhoud:

Spaans
Nederlands
coche, carro, auto, automóvil
wagen
auto
automobiel
kar


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Tenés auto?

Heb je een auto?

¿Puedes conducir un auto?

Kunt u autorijden?

El auto está listo.

De auto is klaar.

Un auto chocó al perro.

De hond werd geraakt door een auto.

Me gustaría rentar un auto.

Ik zou graag een auto willen huren.

Ayer compré un auto rojo.

Ik heb gisteren een rode auto gekocht.

¿Cuándo te compraste tu auto?

Wanneer heb je je Auto gekocht?

Estoy comprando un auto nuevo.

Ik koop een nieuwe auto.

Él tiene un auto importado.

Hij heeft een buitenlandse wagen.

Este auto está como nuevo.

Deze auto is net als nieuw.

Puedes usar mi auto, si quieres.

Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.

Tom no pudo arrancar su auto.

Tom kreeg zijn auto niet aan de praat.

La batería del auto está muerta.

De autobatterij is leeg

¿Dónde estás tus llaves del auto?

Waar zijn je autosleutels?

No vale la pena reparar este auto.

Deze auto is het niet waard gerepareerd te worden.


Gerelateerd aan auto

coche - carro - automóvil