Vertaling van juego

Inhoud:

Spaans
Nederlands
juego [m] (el ~) {zn.}
spel 
El juego se puso emocionante
Het spel werd spannend.
Adoro este juego.
Ik hou van dit spel.
jugar, tocar {ww.}
spelen 
voorspelen
uitvoeren 

yo juego

ik speel
» meer vervoegingen van spelen

Puedo tocar Chopin.
Ik kan Chopin spelen.
Sabe tocar la flauta.
Hij kan fluit spelen.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Adoro este juego.

Ik hou van dit spel.

Juego con él.

Ik speel met hem.

Nuestro equipo ganó el juego.

Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.

¿Qué equipo ganó el juego?

Welk team heeft de wedstrijd gewonnen?

Es un juego de palabras.

Dat is een woordspeling.

No, pero juego al tenis.

Nee, maar ik speel tennis.

El juego se puso emocionante

Het spel werd spannend.

Sé que todo esto es un juego.

Ik weet dat dit allemaal maar een spel is.

El juego terminó en un empate.

De wedstrijd eindigde in een gelijkspel.

Ahora vamos a comenzar el juego.

Laat het spel beginnen!

Él está jugando a un juego peligroso.

Hij speelt een gevaarlijk spel.

Yo juego con la PlayStation 3.

Ik speel op de PlayStation 3.

¿A qué hora empezará el juego?

Wanneer begint het spel?

Yo juego tenis después del colegio.

Ik speel tennis na school.

Él insiste en jugar otro juego.

Hij staat erop nog een spel te spelen.


Gerelateerd aan juego

jugar - tocar