Vertaling van pueblo

Inhoud:

Spaans
Nederlands
población [v] (la ~), pueblo [m] (el ~) {zn.}
volk 
Somos el pueblo.
Wij zijn het volk.
La religión es el opio del pueblo.
Religie is het opium van het volk.
aldea [v] (la ~), pueblo [m] (el ~), lugar [m] (el ~) {zn.}
plaats  [v]
dorp [o]
Él vive en una aldea.
Hij woont in een dorp.
El mundo es un pequeño pueblo.
De wereld is een klein dorp.
tribu [v] (la ~), gens, pueblo [m] (el ~) {zn.}
stam [m]
volksstam
geslacht  [o]
Los europeos trataron de civilizar a la tribu.
Europeanen probeerden de stam beschaving bij te brengen.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Somos el pueblo.

Wij zijn het volk.

En diez años nuestro pueblo cambiará mucho.

In tien jaar zal onze stad sterk veranderen.

El mundo es un pequeño pueblo.

De wereld is een klein dorp.

La religión es el opio del pueblo.

Religie is het opium van het volk.

Es el pueblo en el que nací.

Dit is het dorpje waar ik ben geboren.

El pueblo estaba lleno de actividad.

De stad was erg druk.

Al fin el gobierno escucha al pueblo.

Eindelijk luistert de regering naar het volk.

La religión es el opio del pueblo.

Religie is het opium van het volk.

La carretera al pueblo está en muy mal estado.

De weg naar het dorp is zeer hobbelig.

¿Cuál es la diferencia entre un pueblo y una ciudad?

Wat is het verschil tussen een dorp en een stad?

El año pasado volví a casa y me sorprendió que el pueblo y la gente habían cambiado completamente.

Vorig jaar kwam ik terug thuis en was ik verrast, dat het dorp en de mensen helemaal veranderd waren.

"Hoy han enterrado al lechero. Había mucha gente, porque todos en el pueblo le conocían." "Oh, ¿hay un lechero en Linschoten?" "¡Bueno no, ya no!"

"Vandaag is de melkboer begraven. Er was veel volk, want op het dorp kende iedereen hem." "O, is er in Linschoten een melkboer?" "Nou nee, nu dus niet meer!"


Gerelateerd aan pueblo

población - aldea - lugar - tribu - gens