Vertaling van aura

Inhoud:

Frans
Nederlands
aura [v] (l' ~) {zn.}
aura 
avoir {ww.}
hebben 
erop nahouden

il/elle aura

hij/zij/het zal hebben
» meer vervoegingen van hebben

Il affirma avoir vu l'accident.
Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.
Je voudrais avoir un chat.
Ik zou graag een kat hebben.
avoir, porter {ww.}
dragen 
voorhebben
ophebben
aanhebben

il/elle aura

hij/zij/het zal dragen
» meer vervoegingen van dragen

Je ne peux porter seule cette valise.
Ik kan deze koffer niet zelf dragen.
Nous sommes habituées à porter des chaussures.
We zijn het gewend om schoenen te dragen.
avoir {ww.}
oud zijn


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

La cérémonie aura lieu demain.

De ceremonie zal morgen plaatsvinden.

Le mariage aura lieu au printemps prochain.

De bruiloft zal in het voorjaar plaatsvinden.

Il aura 17 ans en février.

In februari wordt hij zeventien.

Dans dix ans notre ville aura beaucoup changé.

In tien jaar zal onze stad sterk veranderen.

Celui qui cause des ennuis aura des ennuis.

Wie wind zaait, zal storm oogsten.

La rencontre aura lieu quel que soit le temps.

De bijeenkomst zal gehouden worden, ongeacht het weer.

Il y aura toujours des choses que je n'apprendrai jamais, je n'ai pas l'éternité devant moi !

Er zijn altijd dingen die ik nooit zal leren, ik heb de eeuwigheid niet voor de boeg.

Je me demande s'il y aura davantage de neige cette année que l'année dernière.

Ik vraag me af of er dit jaar meer sneeuw valt dan vorig jaar.

La beauté intérieure, j'y croirai quand ma bite aura des yeux.

Innerlijke schoonheid, ik zal erin geloven wanneer mijn lul ogen heeft.


Gerelateerd aan aura

avoir - porter