Vertaling van conduit

Inhoud:

Frans
Nederlands
conduire, diriger, mener, aboutir {ww.}
besturen 
voeren 
geleiden
leiden
brengen 

il/elle conduit

hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

Ton oncle t'a-t-il laissé conduire sa voiture ?
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
conduire, diriger, piloter {ww.}
besturen 
sturen

il/elle conduit

hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Elle conduit une BMW.

Ze rijdt een BMW.

Jack ne conduit pas rapidement.

Jack rijdt niet snel.

La pratique conduit à la perfection.

Oefening baart kunst.

Mon ordinateur se conduit de manière bizarre.

Mijn computer doet raar.

Il conduit souvent la voiture de son père.

Hij rijdt vaak met zijn vader's auto.

L'homme qui conduit le bus est mon meilleur ami.

De man die de bus bestuurt is mijn beste vriend.

Il a conduit la voiture, en écoutant de la musique de la radio.

Hij bestuurde de auto, luisterend naar muziek op de radio.


Gerelateerd aan conduit

conduire - diriger - mener - aboutir - piloter