Vertaling van dépasser

Inhoud:

Frans
Nederlands
dépasser {ww.}
vooruitsteken
vooruitspringen
uitstaan
uitsteken
uitspringen
dépasser, passer, surmonter {ww.}
oversteken
te boven gaan
overgaan
dépasser, passer {ww.}
overlopen
oversteken
overgaan
dépasser, passer {ww.}
voorbijlopen
passeren
voorbijgaan
langsgaan
dominer, dépasser, maitriser, surmonter {ww.}
voorbijstreven
uitmunten
te boven gaan
uitblinken
overtreffen
doubler, dépasser, passer {ww.}
voorbijvaren
passeren
voorbijrijden
inhalen


Gerelateerd aan dépasser

passer - surmonter - dominer - maitriser - doubler