Vertaling van eens

Inhoud:

Nederlands
Deens
eenmaal, eens, ooit, weleens {bw.}
nogensinde
eenmaal, eens, één keer {bw.}
en gang
engang


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Ik ben het met hem eens.

Jeg er enig med ham.

Hij schrijft mij eens per week.

Han skriver til mig en gang om ugen.

Om het allemaal nog wat erger te maken begon het ook nog eens te regenen.

For at gøre tingene værre begyndte det at regne.


Gerelateerd aan eens

eenmaal - ooit - weleens - één keer