Vertaling van ge

Inhoud:

Nederlands
Deens
u, je, jij, ge, gij, jullie, gijlieden, gijlui, gelui, jelui, jou {pers. vnw.}
De
du
I
je, jij, ge, gij {pers. vnw.}
du


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Aanvaardt ge deze uitleg?

Køber du den forklaring?

Wanneer vertrekt ge?

Hvornår tager du af sted?

Ge moet Engels leren, of ge wilt of niet.

Man er nødt til at lære engelsk om man kan lide det eller ej.

Wilt ge een tas koffie?

Vil du have en kop kaffe?

Op welke verdieping woont ge?

På hvilken etage bor du?

Hebt ge het venster opengelaten?

Lod du vinduet stå åbent?

Wat hebt ge nog meer op zak?

Hvad ellers har du i lommen?

Ge moet leren uit uw fouten.

I må lære af jeres fejl.

Waar zult ge morgen zijn op dit uur?

Hvor er du i morgen ved denne tid?


Gerelateerd aan ge

synoniemen

u - je - jij - gij - jullie - gijlieden - gijlui - gelui - jelui - jou