Vertaling van open
Inhoud:
Nederlands
Deens
open {bn.}
åben
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
fri
opendoen, openen, openmaken {ww.}
åbne
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Deens
Doe je mond open.
Åbn munden!
Doe je ogen open.
Åbn jeres øjne.
Geld maakt alle deuren open.
Penge åbner alle døre.
Hij laat altijd het venster open als hij slaapt.
Han lader altid vinduet være åbent, når han sover.
Open nooit de deur van een voertuig in beweging.
Åbn aldrig døren på en bil der er i bevægelse.