Vertaling van vrij

Inhoud:

Nederlands
Deens
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
fri
basta, genoeg, nogal, tamelijk, vrij, voldoende {bw.}
nok
het hof maken, scharrelen, vrijen {ww.}
elske


Gerelateerd aan vrij

los - onbelemmerd - onbezet - open - vlot - vrijgesteld - basta - genoeg - nogal - tamelijk - voldoende - het hof maken - scharrelen - vrijen