Vertaling van plukken
Inhoud:
Nederlands
Deens
afbreken, afrukken, plukken, afplukken, wegscheuren {ww.}
plukke
collecteren, innen, inzamelen, oogsten, plukken, rapen, verzamelen {ww.}
samle
oprapen, plukken, afplukken, tokkelen {ww.}
plukke