Vertaling van toelaten

Inhoud:

Nederlands
Deens
gedogen, toelaten, toestaan, vergunnen, veroorloven {ww.}
tillade
laten, laten begaan, laten schieten, loslaten, toelaten {ww.}
løslade
aanzien, dulden, toelaten, tolereren, velen, verdragen, pikken {ww.}
tåle