Vertaling van tref

Inhoud:

Nederlands
Deens
bof [m], buitenkansje [o], veine [v], geluk, mazzel, tref, zwijn, zwijntje [o], buitenkans, gelukje, meevaller {zn.}
held
aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
træffe
møde
vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
finde
Ik kon zijn huis niet vinden.
Jeg havde ikke held med at finde hans hus.
Ik kon zijn huis niet vinden.
Jeg havde ikke held med at finde hans hus.