Vertaling van verleden
Inhoud:
Nederlands
Deens
verleden, voorafgaand, voorgaand, vorig, vroeger {bn.}
forbigangen
verleden {zn.}
fortid
verleden, verleden tijd {zn.}
fortid
afgelopen, laatstleden, verleden, verschenen, vervlogen, voorbij {bn.}
forbigangen