Vertaling van vinden

Inhoud:

Nederlands
Deens
vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
finde
Ik kon zijn huis niet vinden.
Jeg havde ikke held med at finde hans hus.
Ik kon zijn huis niet vinden.
Jeg havde ikke held med at finde hans hus.
achten, geloven, van mening zijn, vinden {ww.}
synes
mene


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Ik kon zijn huis niet vinden.

Jeg havde ikke held med at finde hans hus.

Ik kon zijn huis niet vinden.

Jeg havde ikke held med at finde hans hus.

Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg?

Jeg kan ikke finde Tom. Er han allerede gået?


Gerelateerd aan vinden

bevinden - treffen - aantreffen - achten - geloven - van mening zijn