Vertaling van lichten

Inhoud:

Nederlands
Duits
aan zijn, lichten, licht geven, schijnen {ww.}
leuchten

wij lichten
jullie lichten
zij lichten

wir leuchten
ihr leuchtet
sie leuchten
» meer vervoegingen van leuchten

ledigen, legen, lenzen, lichten, ruimen, uithalen {ww.}
entleeren
ausleeren

wij lichten
jullie lichten
zij lichten

wir entleeren
ihr entleert
sie entleeren
» meer vervoegingen van entleeren

helder, licht (mv. lichten), lichtend {bn.}
hell
licht (mv. lichten), zwak {bn.}
schwach
matt
hel, helder, klaar, licht (mv. lichten) {bn.}
hell
licht
lichtvoll
licht (mv. lichten) [o], schijn [m], schijnsel [o] {zn.}
Licht [o] (das ~)
Ik kan het licht zien.
Ich kann das Licht sehen.
Zij heeft het licht aangedaan.
Sie schaltete das Licht an.
licht (mv. lichten), ondiep, oppervlakkig {bn.}
flach
licht (mv. lichten), makkelijk, gemakkelijk, vlot {bn.}
geläufig
leicht
mühelos
einfach
bequem
gewandt
flink
beschwingt


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Plots gingen de lichten uit.

Auf einmal gingen die Lichter aus.

We konden de lichten van de stad in de verte zien.

Wir konnten die Lichter der Stadt aus der Ferne sehen.


Gerelateerd aan lichten

aan zijn - licht geven - schijnen - ledigen - legen - lenzen - ruimen - uithalen - helder - licht - lichtend - zwak - hel - klaar - schijn