Vertaling van vegen

Inhoud:

Nederlands
Duits
bezemen, vegen, aanvegen, opvegen, schoonvegen {ww.}
kehren
fegen
hinausjagen
vertreiben
beseitigen
hinwegfegen
vor sich herfegen
schippen
wegfegen
ausfegen
abfegen
auskehren
abkehren

wij vegen
jullie vegen
zij vegen

wir kehren
ihr kehrt
sie kehren
» meer vervoegingen van kehren

Nieuwe bezems vegen schoon.
Neue Besen kehren gut.
Mary wil het huis vegen.
Mary will das Haus fegen.
afdrogen, vegen, afvegen, wissen, afwissen {ww.}
wischen

wij vegen
jullie vegen
zij vegen

wir wischen
ihr wischt
sie wischen
» meer vervoegingen van wischen

klap, klets, klop, slag [m], tik, veeg (mv. vegen) {zn.}
Schlag [m] (der ~)
Streich [m] (der ~)
Anschlag [m] (der ~)
onheilspellend, sinister, veeg (mv. vegen) {bn.}
unheilschwer
Unheil kündend
Unheil verkündend


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Nieuwe bezems vegen schoon.

Neue Besen kehren gut.

Mary wil het huis vegen.

Mary will das Haus fegen.


Gerelateerd aan vegen

bezemen - aanvegen - opvegen - schoonvegen - afdrogen - afvegen - wissen - afwissen - klap - klets - klop - slag - tik - veeg - onheilspellend