Vertaling van zet

Inhoud:

Nederlands
Duits
handeling [v] (de ~), actie [v] (de ~), verrichting [v] (de ~), gang [m] (de ~), daad [v], werking [v], zet {zn.}
Tat [v] (die ~)
Akt [m] (der ~)
Aktion [v] (die ~)
Tätigkeit [v] (die ~)
Handlung [v] (die ~)
Zijn dappere daad leverde hem respect op.
Seine mutige Tat brachte ihm Respekt ein.
Doe ik ook eens een keer een goede daad... haalt het niks uit.
Einmal in meinem Leben tue ich eine gute Tat... Und es bringt nichts.
beweging [v], slag [m], zet {zn.}
Bewegung [v] (die ~)
douw [m], drang [m], duw [m], stoot, por, zet {zn.}
Trieb [m] (der ~)
Stoß [m] (der ~)
zetten {ww.}
einrenken

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich renke ein
du renkst ein
er/sie/es renkt ein
» meer vervoegingen van einrenken

zetten {ww.}
setzen

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich setze
du setzt
er/sie/es setzt
» meer vervoegingen van setzen

leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
stellen
setzen
stecken
legen

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich stelle
du stellst
er/sie/es stellt
» meer vervoegingen van stellen

Mag ik de tv zachter zetten?
Darf ich den Fernseher leiser stellen?
Mag ik een vraag stellen?
Könnte ich eine Frage stellen?
aftrekken, laten trekken, zetten, trekken {ww.}
infundieren
ziehen lassen
aufgießen

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich infundiere
du infundierst
er/sie/es infundiert
» meer vervoegingen van infundieren

monteren, zetten {ww.}
montieren

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich montiere
du montierst
er/sie/es montiert
» meer vervoegingen van montieren

afleiden, zetten {ww.}
ausziehen
extrahieren
herausziehen
einen Auszug machen
exzerpieren
gewinnen

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich ziehe aus
du ziehst aus
er/sie/es zieht aus
» meer vervoegingen van ausziehen

ontstaan, zetten {ww.}
sich bilden
sich formieren

ik zet

herleiden, inkrimpen, reduceren, vereenvoudigen, zetten {ww.}
reduzieren

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich reduziere
du reduzierst
er/sie/es reduziert
» meer vervoegingen van reduzieren

zetten {ww.}
setzen

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet

ich setze
du setzt
er/sie/es setzt
» meer vervoegingen van setzen


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Zet het af.

Mach es aus.

Zet de woorden op alfabetische volgorde.

Sortiere die Wörter in alphabetischer Reihenfolge.

Zet het niet op mijn schrijftafel.

Leg das nicht auf meinen Tisch!

Zet de radio een beetje harder.

Mach das Radio ein bisschen lauter.

Zet het volume eens wat zachter.

Drehe bitte die Lautstärke herunter!

Zet dat maar op mijn rekening.

Bitte setzen Sie das auf meine Rechnung.

Zet de televisie uit. Ik kan me niet concentreren.

Schalt´ den Fernseher aus, ich kann mich nicht konzentrieren.

Ik zet elke maand tienduizend yen op de bank.

Ich zahle jeden Monat 10000 Yen auf mein Konto ein.

Zet de klok goed. Hij loopt tien minuten voor.

Stell deine Uhr. Sie geht zehn Minuten vor.

Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.

Vermerken Sie Ihren Namen auf der Liste und reichen Sie diese an die nächste Person weiter.


Gerelateerd aan zet

handeling - actie - verrichting - gang - daad - werking - beweging - slag - douw - drang - duw - stoot - por - zetten - leggen