Vertaling van één keer

Inhoud:

Nederlands
Duits
eenmaal, eens, één keer {bw.}
einmal
kantelen, omgooien, omkeren, omvergooien, ten val brengen {ww.}
umwerfen
umstoßen
umstürzen
kappen

ik keer om

ich werfe um
» meer vervoegingen van umwerfen

teruggaan, terugkeren, teruglopen, terugtrekken, weer gaan {ww.}
zurückkehren

ik keer terug

ich kehre zurück
» meer vervoegingen van zurückkehren

draaien, keren, omdraaien, ronddraaien, wenden, wentelen, zwenken {ww.}
umwenden
wenden
umwälzen
umdrehen
kehren
drehen

ik keer

ich wende um
» meer vervoegingen van umwenden

afdraaien, afkeren, pareren {ww.}
abwenden
entwenden
ableiten

ik keer af

ich wende ab
» meer vervoegingen van abwenden

aanhouden, keren, stilleggen, stilzetten, stoppen, stuiten {ww.}
aufhalten
sperren
zum Stehen bringen
anhalten

ik keer

ich halte auf
» meer vervoegingen van aufhalten

betalen, dokken, storten, uitbetalen, uitkeren, voldoen {ww.}
bezahlen
zahlen
entrichten
einzahlen
auszahlen
abzahlen

ik keer uit

ich bezahle
» meer vervoegingen van bezahlen

We moeten altijd meer betalen.
Wir müssen immer mehr bezahlen.
Wie gaat het eten betalen?
Wer wird das Essen bezahlen?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik zwem één keer per week.

Ich schwimme einmal pro Woche.

Helaas ben ik maar één keer per jaar jarig.

Leider habe ich nur einmal im Jahr Geburtstag.

Toen hij student was, ging hij slechts één keer naar de discotheek.

Als er Student war, ging er nur einmal in die Disko.