Vertaling van aandoening

Inhoud:

Nederlands
Engels
aandoening, emotie {zn.}
affect
affection 
aandoening [v], bewogenheid [v], emotie [v], roersel {zn.}
emotion 
aandoening [v], kwaal [v], ziekte [v] {zn.}
illness 
disease 
ailment 
sickness 
Wat voor ziekte heb ik?
What illness do I have?
Hij praatte over haar ziekte.
He talked about her illness.
affectie, aandoening [v] (de ~) {zn.}
upset
disorder
gevoel [o] (het ~), affect [o] (het ~), emotie [v] (de ~), gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, gevoelen, sentiment [o] (het ~), aandoening [v] (de ~) {zn.}
feeling
Ze zong haar mooie lied met gevoel.
She sang her sweet song with feeling.
"Wat voor gevoel?" vroeg de winkelier.
"What kind of feeling?" the shopkeeper asked.