Vertaling van angst

Inhoud:

Nederlands
Engels
angst [m] {zn.}
terror 
anguish 
dread 
fright 
angst [m], bezorgdheid [v], spanning [v] {zn.}
anxiety 
apprehension
Ze kon niet omgaan met de angst.
She could not cope with anxiety.
Haar angst was voor iedereen duidelijk.
Her anxiety was apparent to everyone.
angst [m], beklemming [v], benauwdheid [v], zielsangst [m] {zn.}
fear 
anguish 
agony 
Die jongen toonde geen angst.
That boy showed no fear.
Ze probeerde haar angst tevergeefs te verbergen.
She tried in vain to conceal her fear.
angst [m] (de ~), angstgevoel, bangheid, beklemming [v] (de ~), benauwdheid, schrik [m] (de ~), vrees [m] (de ~) {zn.}
fear
fright
fearfulness
Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Fear not because there is nothing to fear.
Vrees niet het onverwachte, maar wees erop voorbereid.
Do not fear the unexpected, but be prepared for it.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Die jongen toonde geen angst.

That boy showed no fear.

Haar angst was voor iedereen duidelijk.

Her anxiety was apparent to everyone.

De jongen werd ziek van angst.

The boy got sick from anxiety.

Ze probeerde haar angst tevergeefs te verbergen.

She tried in vain to conceal her fear.

Ze kon niet omgaan met de angst.

She could not cope with anxiety.

De gewapende kapers joegen de passagiers angst aan.

The armed hijackers terrified the passengers.

De angst voor het communisme was toen erg sterk.

Fear of communism was very strong at that time.

"Hippopotomonstrosesquipedaliofobie is een lang woord, hè?" "Ja, maar weet je wat het betekent?" "Nee, eigenlijk niet." "Het betekent angst voor lange woorden." "Wat ironisch."

"Hippopotomonstrosesquipedaliophobia is quite a long word, isn't it?" "Yes, but do you know what it means?" "Actually, I don't." "It means fear of long words." "How ironic."


Gerelateerd aan angst

bezorgdheid - spanning - beklemming - benauwdheid - zielsangst - angstgevoel - bangheid - schrik - vreesonbehagen