Vertaling van bangheid

Inhoud:

Nederlands
Engels
bangheid [v], beschroomdheid [v], schuwheid [v], vreesachtigheid [v] {zn.}
nervousness 
timidity 
faintheartedness
angst [m] (de ~), angstgevoel, bangheid, beklemming [v] (de ~), benauwdheid, schrik [m] (de ~), vrees [m] (de ~) {zn.}
fear
fright
fearfulness
Die jongen toonde geen angst.
That boy showed no fear.
Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Fear not because there is nothing to fear.


Gerelateerd aan bangheid

beschroomdheid - schuwheid - vreesachtigheid - angst - angstgevoel - beklemming - benauwdheid - schrik - vreesonbehagen