Vertaling van schuwheid

Inhoud:

Nederlands
Engels
bangheid [v], beschroomdheid [v], schuwheid [v], vreesachtigheid [v] {zn.}
nervousness 
timidity 
faintheartedness
bedeesdheid, bleuheid, bloheid, confusie, geremdheid [v] (de ~), schroomvalligheid, schuchterheid, schuwheid, timiditeit, verlegenheid [v] (de ~), verwarring [v] (de ~) {zn.}
web