Vertaling van besturen

Inhoud:

Nederlands
Engels
besturen, dirigeren, mennen, richten, sturen {ww.}
to drive 
to refer
to lead 
to head 
to conduct 
to steer 
to manage 
to guide 
to direct 

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we drive
you drive
they drive
» meer vervoegingen van to drive

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Did your uncle let you drive his car?
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
You cannot be too careful when you drive a car.
besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
to bring 
to lead 
to drive 
to wage 
to channel 
to guide 
to conduct 

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we bring
you bring
they bring
» meer vervoegingen van to bring

Oorlogen brengen littekens.
Wars bring scars.
Alle wegen leiden naar Rome.
All roads lead to Rome.
besturen, bestieren, managen, administreren, beheren, toedienen {ww.}
to control
to manage 
to command
to administer

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we control
you control
they control
» meer vervoegingen van to control

besturen, de scepter zwaaien, heersen, regeren, aansturen {ww.}
to reign 
to govern 
to rule 
to control 

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we reign
you reign
they reign
» meer vervoegingen van to reign

besturen, sturen {ww.}
to steer 
to drive 
to fly 

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we drive
you drive
they drive
» meer vervoegingen van to drive

besturen, binnenbrengen, loodsen {ww.}
to pilot

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we pilot
you pilot
they pilot
» meer vervoegingen van to pilot

administreren, beheren, besturen, toedienen {ww.}
to manage 
to administrate
to administer

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we manage
you manage
they manage
» meer vervoegingen van to manage

aanvoeren, besturen, regeren {ww.}
to be in charge
to be in charge of
to master 
to head 
to cover
to restrain
to govern 

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we master
you master
they master
» meer vervoegingen van to master

beheren, besturen, huishouden {ww.}
to manage 
to keep house

wij besturen
jullie besturen
zij besturen

we manage
you manage
they manage
» meer vervoegingen van to manage

bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
administration
management 
leiding, bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
administration
management 
machtsapparaat, gezagsapparaat, administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administration
management 
authorities
government
regime
overheidsdienst [m] (de ~), administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administration
management 
brass
establishment
governance
governing body
organisation
organization
kaderpersoneel, bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
administration
management 
cadre
administratiekantoor [o], bestuur (mv. besturen) [o], administratie [v] {zn.}
administration
management 
administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administration
management 
governance
running 
bestuur (mv. besturen) [o], bewind [o], heerschappij [v], regering [v] {zn.}
control 
reign 
rule 
governance
regulation
ruling
ascendancy 
ascendance
bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
board 
executive
administration
management, bestuur (mv. besturen) {zn.}
management
regering [v] (de ~), landsregering, administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administration
management 
authorities
government
regime
management [o] (het ~), bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
administration
management 
direction
management [o] (het ~), bestuur (mv. besturen) [o], directie [v] {zn.}
administration
management 
bestuur (mv. besturen) [o] (het ~), gouvernement, regering [v] (de ~) {zn.}
administration
governance
governing
government
government activity


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?

Did your uncle let you drive his car?

Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.

You cannot be too careful when you drive a car.