Vertaling van braken

Inhoud:

Nederlands
Engels
braken, kotsen, overgeven, spugen, vomeren {ww.}
to barf
to puke
to disgorge
to chuck up
to vomit 
to throw up

wij braken
jullie braken
zij braken

we puke
you puke
they puke
» meer vervoegingen van to puke

braken, kotsen, vomeren, spuwen, overgeven, spugen {ww.}
to spew
to spue
to retch
to sick
to be sick
to regurgitate
to puke
to vomit
to disgorge
to honk
to chuck
to cat
to cast
to throw up
to purge
to upchuck
to regorge
to vomit up
to barf
breken, afbreken, knappen, uitraken, stukgaan {ww.}
to break 
to crack 

wij braken
jullie braken
zij braken

we broke; brake
you broke; brake
they broke; brake
» meer vervoegingen van to break

Je moet je beloftes niet breken.
You shouldn't break your promises.
Hackers breken zonder toestemming in computers in.
Hackers break into computers without permission.
breken {ww.}
to refract

wij braken
jullie braken
zij braken

we refracted
you refracted
they refracted
» meer vervoegingen van to refract

breken {ww.}
to refract

wij braken
jullie braken
zij braken

we refracted
you refracted
they refracted
» meer vervoegingen van to refract

breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken {ww.}
to break 
to crack 
to breach

wij braken
jullie braken
zij braken

we broke; brake
you broke; brake
they broke; brake
» meer vervoegingen van to break

Zij probeerden het vijandelijk front te doorbreken.
They attempted to break through the enemy line.
Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.
You have to break an egg to make an omelette.


Gerelateerd aan braken

kotsen - overgeven - spugen - vomeren - spuwen - breken - afbreken - knappen - uitraken - stukgaan - doorbreken - schenden - stukbreken - verbrekenuitspugen