Vertaling van fiks

Inhoud:

Nederlands
Engels
fiks, levendig {bw.}
especially 
lively 
particularly 
vibrantly
vigorously 
fiks, geducht, krachtig, sterk, straf, zwaar {bn.}
strong 
vigorous 
forceful 
tough 
stallwart
fors, breedgebouwd, fiks, flinkgebouwd, forsgebouwd, grofgebouwd, potig, robuust, zwaargebouwd, stevig, vierkant, flink, groot {bn.}
beefy
buirdly
burly
husky
strapping
danig, duchtig, fiks, ouderwets {bn.}
considerable
klaarspelen, bolwerken, fiksen, klaren, koersen, managen, rooien, lappen {ww.}
to pull off
to negociate
to carry off
to manage
to bring off

ik fiks

I manage
» meer vervoegingen van to manage