Vertaling van jagen

Inhoud:

Nederlands
Engels
haast hebben, jachten, jagen, zich haasten, zich voorthaasten {ww.}
to hasten
to hurry 

wij jagen
jullie jagen
zij jagen

we hasten
you hasten
they hasten
» meer vervoegingen van to hasten

jacht maken op, jagen, bejagen {ww.}
to hunt 
to chase 

wij jagen
jullie jagen
zij jagen

we hunt
you hunt
they hunt
» meer vervoegingen van to hunt

Hij houdt van jagen.
He likes to hunt.
jagen, drijven {ww.}
to hunt
to trace
to hound

wij jagen
jullie jagen
zij jagen

we hunt
you hunt
they hunt
» meer vervoegingen van to hunt

jagen {ww.}
to hunt
to track down
to run
to hunt down

wij jagen
jullie jagen
zij jagen

we hunt
you hunt
they hunt
» meer vervoegingen van to hunt

haasten, jachten, voortjagen, voortmaken, jagen, opschieten, vlotten {ww.}
to hurry
to rush
to look sharp
to hasten
to festinate

wij jagen
jullie jagen
zij jagen

we hurry
you hurry
they hurry
» meer vervoegingen van to hurry

Laten we ons haasten.
Let's hurry.
Laten we opschieten om de bus te halen.
Let's hurry so we can catch the bus.
najagen, jagen {ww.}
to quest for
to pursue
to quest after
to go after

wij jagen
jullie jagen
zij jagen

we pursue
you pursue
they pursue
» meer vervoegingen van to pursue