Vertaling van kerk

Inhoud:

Nederlands
Engels
kerk [v], kerkgebouw [o] {zn.}
church 
kirk
church-building
Hij gaat zelden naar de kerk.
He seldom goes to church.
Zij gaan naar de kerk op zondagochtend.
They go to church on Sunday morning.
kerk {zn.}
church 
De Katholieke Kerk is tegen echtscheiding.
The Catholic Church is opposed to divorce.
's Zondags ga ik naar de kerk.
I go to church on Sundays.
bedehuis [o], kerk [v], kerkgebouw [o], tempel [m], godshuis, moskee, synagoge, synagoog {zn.}
church 
temple 
synagogue
mosque 
place of worship
house of worship
church-building
We zijn ook naar de tempel geweest.
We also went to the temple.
Er is een erg oude tempel in de stad.
There is a very old temple in the town.
kerk [m] (de ~), kerkgebouw [o] (het ~), godshuis [o] (het ~) {zn.}
church
church building
Ik ga naar de kerk met de auto.
I go to church by car.
kerk, kruiskerk {zn.}
christianity
christendom
kerkgenootschap [o] (het ~), denominatie, gezindte [v] (de ~), kerk [m] (de ~), kerkgemeenschap [v] (de ~) {zn.}
church
christian church


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Zij gaan naar de kerk op zondagochtend.

They go to church on Sunday morning.

De Katholieke Kerk is tegen echtscheiding.

The Catholic Church is opposed to divorce.

's Zondags ga ik naar de kerk.

I go to church on Sundays.

Hij gaat zelden naar de kerk.

He seldom goes to church.

Enkele mensen gaan de zondagmorgen naar de kerk.

Some people go to church on Sunday morning.

Dit is de kerk waarin we getrouwd zijn.

This is the church where we got married.

Ik ga naar de kerk met de auto.

I go to church by car.

We konden het klokgelui van een nabijgelegen kerk horen.

We could hear the bells ringing from a nearby church.

De kerk is juist aan de overkant van de straat.

The church is just across the street.

Zijn ouders gaan elke zondag naar de kerk.

His parents go to church every Sunday.

De klokken luidden, terwijl het paar de kerk verliet.

The bells chimed as the couple left the church.

We kunnen elke morgen de klok van de kerk horen.

We can hear the church bell every morning.

Ik ben deze morgen naar de kerk gegaan.

I went to church this morning.

Toen we in Amerika waren gingen we elke zondag naar de kerk.

We went to church every Sunday when we were in America.