Vertaling van toneel

Inhoud:

Nederlands
Engels
toneel [o], schouwtoneel {zn.}
stage 
Wat heeft John op het toneel gezongen?
What did John sing on the stage?
Ik werd zenuwachtig op het toneel.
I got nervous on the stage.
scène, tableau, tafereel, toneel [o] {zn.}
scene 
Ze lieten de scène vertraagd zien.
They showed the scene in slow motion.
De piloot beschreef de scène tot in detail.
The pilot described the scene in detail.
schouwburg [m], theater [o], toneel [o], toneelwezen [o] {zn.}
theatre
toneel [o] (het ~), bühne [m] (de ~), podium, scène [m] (de ~) {zn.}
stage
Hij staat op het podium.
He is standing on the stage.
Hebt ge haar al horen zingen op een podium?
Have you ever heard her sing on the stage?
toneel [o] (het ~), scène [m] (de ~) {zn.}
scene
aanstellerij [v] (de ~), aanstelleritis [v] (de ~), komedie [v] (de ~), komediespel, kunstenmakerij, poppenkasterij, theater [o] (het ~), toneelspel, toneel, circus [m] (de/het ~), onnatuurlijkheid [v] {zn.}
pose
affectedness
mannerism
affectation
schouwspel [o] (het ~), kijkspel, tafereel [o] (het ~), toneel [o] (het ~), toneeltje, tableau {zn.}
scene
picture
toneelkunst [v] (de ~), dramatiek [v] (de ~), theater [o] (het ~), toneel [o] (het ~), drama [v] (het ~) {zn.}
drama
toneelspelen, acteren, spelen {ww.}
to act
to play
to represent

ik speel toneel
jij speelt toneel
hij/zij/het speelt toneel

I act
you act
he/she/it acts
» meer vervoegingen van to act

aanstellen, komediespelen, acteren, toneelspelen {ww.}
to aggrandise
to aggrandize
to blow up
to dramatise
to dramatize
to embellish
to embroider
to lard
to pad

ik speel toneel
jij speelt toneel
hij/zij/het speelt toneel

I aggrandize
you aggrandize
he/she/it aggrandizes
» meer vervoegingen van to aggrandize



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Wat heeft John op het toneel gezongen?

What did John sing on the stage?

Ik werd zenuwachtig op het toneel.

I got nervous on the stage.